|
|
|
Oud Russisch sprookje DE KOLOBOK
Heel, heel lang geleden leefde een oude man samen met zijn vrouw aan de rand van een klein dorp in een lief maar klein huisje. De oude man en vrouw waren erg eenzaam, want hun kinderen woonden allemaal heel ver weg.
Op een goede dag besloot de vrouw haar man te verassen, door van wat bij elkaar geveegd meel uit de schuur een kleine cake voor hem te bakken.
De kolobok, dat is de naam van dit cakeje,werd door de oude vrouw extra mooi gemaakt door er een gezichtje in te maken met blozende wangen en een lieve glimlach.. Na het kneden,rijzen en bakken, werd de kolobok op de vensterbank gelegd om af te koelen.
Even later begon de kolobok wat rond te kijken, en toen sprong hij van de vensterbank en rolde het bos in. Daar ontmoette hij een haasje, en die zei: “wat zie jij er lekker uit, ik ga jou op eten, kolobok“.
De kolobok begon te lachen en te zingen: “Ik ben weggelopen van een heel oud baasje! Ik ben een mooie kolobok! Ik heb mooie rode wangen, en jij kan mij lekker toch niet vangen“. En snel rolde hij weg verder het bos in.
De kolobok rolde en rolde totdat hij bij een wolf aankwam en die zei: “Hallo kolobok, ,wat zie jij er lekker uit ik denk dat ik jou maar eens op ga eten“.
Maar de kolobok begon te lachen en te zingen van: “Ik ben weggelopen van een heel oud baasje en van een heel snel haasje! Ik ben een mooie kolobok, ik heb mooie rode wangen, en jij kan mij lekker toch niet vangen“. En snel rolde hij weg verder het bos in.
De kolobok rolde en rolde totdat hij en grote beer zag en die zei: “Hallo kolobok, ,wat zie jij er lekker uit met dat mooie bruine korstje, ik denk dat ik jou maar eens op ga eten“.
Maar de kolobok begon te lachen en te zingen van: “Ik ben weggelopen van een heel oud baasje en van een heel snel haasje,daarna een grote wolf ! Ik ben een mooie kolobok! Ik heb mooie rode wangen, en jij kan mij lekker toch niet vangen“. En snel rolde hij weg verder het bos in.
Na de grote bruine beer rolde de kolobok verder en verder zingend het bos in. Toen ontmoette hij een rode vos, en die zei: “Kolobok, wat kan jij mooi zingen! Het is alleen jammer dat ik je niet meer zo goed kan horen. Wil jij, alsjeblieft, op mijn neus gaan zitten, zodat ik je beter kan horen?“
“Natuurlijk,” zei de kolobok.
Hij sprong op de neus van de vos en begon zijn luit te zingen, maar de vos zei:“ Helaas,helaas, ik kan je nog steeds niet zo goed horen. Kom alsjeblieft op mijn tong zitten!” “Natuurlijk,” zei de kolobok, en HAP deed de vos!
En niemand heeft ooit meer een kolobok horen zingen |
|
|
|